Vrolijkheid en liefde

“Hallo, mam.“ Ik loop langzaam naar mijn moeder toe die in een gemakkelijke stoel in de huiskamer zit. Ze kijkt me onderzoekend aan. “Ben ik jouw moeder?“ Misschien ziet ze het beter als ik mijn mondkapje af doe. “Ik ben Evelien, je dochter.” Verbaasd bekijkt ze mijn gezicht.

 “Het moet niet gekker worden. Maar prima, dan spelen we dat toch gewoon.” Ik geef mijn moeder een arm. Met onzekere pas laat ze zich door mij naar de tafel leiden. “Als ik je moeder niet was, wie zou het dan zijn? “ vraagt ze. Wat moet je daar nou op zeggen.

Aan de eettafel zitten de andere dames al aan de koffie met taart Het is carnaval en Valentijnsdag, Dubbel feest. Valentijnsdag, liefde. Ik vraag de dames of ze de liefde hebben gekend in hun leven. Allemaal bevestigen ze dat, ook de nonnetjes. “Liefde is het geluk dat je van de ander krijgt.” zegt zuster Margrita. “Het is fijn om het over dit soort dingen te hebben. Het laat je voelen dat je mee telt.“ voegt haar overbuurvrouw toe die vervolgens meteen weer in slaap valt. “Je kunt niet weten wat het is, maar hier kun je het zien.“ vult mijn moeder aan. “Wij met elkaar.” zegt zuster Margrita.

Ik voel warmte voor deze oude dames die het leven, ondanks hun leeftijd en de dementie, nog helemaal omarmen. “Laten we carnaval vieren!” roep ik en ik zet ouderwetse carnavalsliedjes op. “Er staat een paard in de gang.” Dat kennen de dames wel. “Jij kan goed een paard nadoen.“ grinnikt zuster Margrita. Ik hinnik nog maar een keer. Lekker gek doen. Zuster Annie kijkt met open mond toe. De verzorgenden krijgen ook de kolder in de kop en beschilderen hun mondkapjes. We scheuren confetti met elkaar zodat er straks gegeten kan worden op een vrolijk versierde carnavalstafel.

Dat noem ik kern

“Ken ik jou al een tijdje?” vraagt mijn moeder voorzichtig. We zitten knus naast elkaar en leggen papiertjes op kleur. “Ja zeker. Ik ben je dochter.” Mijn moeder stopt met wat ze doet. “Nee toch. Dat had ik helemaal niet in de gaten. Dat is zeker wel schrikken voor jou dat ik dat niet meteen wist. Je zal wel even tijd nodig hebben om het te verwerken, een paar dagen misschien wel.” Ik wrijf even over mijn moeders arm. “Geeft niks mam, ik ben er al aan gewend.”

Gisteren zag ik een interview met Hans Korteweg in de het programma ‘De verwondering’. Hij vertelde hoe zijn vrouw, die Alzheimer heeft, ’s morgens naast hem wakker wordt en niet weet wie hij is.; Ben je mijn broer? Nee. Ben je mijn vader? Nee. Wie dan wel?” Wat moet hij zeggen? Hans weet het wel. “Vind je me aardig?” vraagt hij dan. Gelukkig zegt ze altijd ja. “Wat doet het er dan toe wie ik ben.”

Het is even stil. “Dat noem ik kern.” zegt Hans Korteweg. “Het is de kunst om in de afbraak de essentie weer te vinden.”
Dat probeer ik ook. Het lukt me meestal om ondanks het vergeten, de moeheid en de verwarring het essentiële te blijven zien. Als ik de woongroep van mijn moeder verlaat, zeg ik iedereen goedendag. Als laatste mijn moeder. Ze pakt mijn hand. “Dank voor je aandacht en je liefde”.

Eveline Pullens, www.4dementie.nl