De stomste psychiater

Ik ben de stomste psychiater. Dat hoorde ik deze week. Een patiënt schreeuwde het naar me door de telefoon. Ik vond het niet leuk. Ik ben liever de leukste. Dat laatste heb ik ook wel eens gehoord. Ik kreeg het zelfs op een mok als afscheidscadeau: “Voor de tofste psychiater”. Het werd een gekoesterde trofee. Thuis is de mok nutteloos. Mijn kinderen focussen liever op hun schermpjes dan op het servies. Maar op mijn werk houd ik hem graag bij me in de buurt. Als ik kritische ouders tegenover me heb zitten, of de baas, dan neem ik af en toe nonchalant een slok. Ik moet er wel aan denken om de beker in mijn linkerhand te houden, anders zien ze de tekst niet. Soms houd ik hem liever met rechts beet. Als ik bijvoorbeeld in korte tijd veel boze mensen heb gesproken. Dan kijk ik naar de mok en weet dat ik ook tevreden patiënten heb.

Omdat ik het niet leuk vond, dat ze me de stomste psychiater vond, vergat ik te vragen waarom eigenlijk. Dat vroeg ik me later af. Wanneer ben je als psychiater stom? Als je dingen doet waar je als patiënt niet op zit te wachten denk ik. Zijn er dingen waar niemand op zit te wachten bij een psychiater? Dat is toch wel ingewikkeld. Sommigen willen dat je luistert, anderen willen dat je vertelt hoe het moet. Sommigen willen dat je zeker bent van jezelf, anderen willen dat je flexibel bent en je standpunt gemakkelijk aan kunt passen. Maar wat wil niemand? Niemand wil dat je ze niet helpt. Maar bij sommige mensen is het toch ook helpend als je niets doet. Op je handen blijven zitten, luisteren en vriendelijk knikken. Het kan dan dus misschien wel dat je het goed doet, maar dat de ander dat (nu nog) niet zo ziet. Maar dan ben je natuurlijk wel stom. Ik denk dat ik dat aan de andere kant van de mok ga zetten.

Joyce Griët is als psychiater werkzaam bij de afdeling ABC, vroege psychose van Altrecht.